De onbereikbare belofte van cannabislegalisatie 

De onbereikbare belofte van cannabislegalisatie 

Terwijl er binnen Europa wordt gepleit voor legalisatie van cannabis, lijkt deze nobele ambitie in de realiteit meer op een fata morgana dan op een haalbaar doel. Ondernemers en burgers mogen niet misleid worden door valse hoop, gezien de stevige juridische en politieke ketenen die elk vooruitzicht op volledige legalisatie in de nabije toekomst aan banden leggen.

Ten eerste, de internationale juridische realiteit; de Single Convention on Narcotic Drugs van 1961, plaatst cannabis onder de verboden substanties. Dit verdrag, ondertekend door Nederland en een slordige meerderheid van de wereld, beperkt nadrukkelijk de productie, distributie, handel en gebruik van cannabis tot uitsluitend medische- en wetenschappelijke doeleinden (Lande, 1962). De rigide structuur van dit verdrag laat weinig ruimte voor interpretatie of manoeuvre; het is een obstakel dat niet kan worden genegeerd of eenvoudigweg kan worden weggevaagd.

Voeg hierbij de verplichtingen die voortvloeien uit het Schengenakkoord en het wordt duidelijk dat de verschillende lidstaten weinig speelruimte hebben buiten de vastgestelde grenzen. Hoewel het Schengenakkoord vooral bekend staat om de afschaffing van grenscontroles binnen de Schengen-zone en de bevordering van vrij reizen, omvat het ook bepalingen die de handel in verdovende middelen tussen de deelnemende landen beperken en strenge controles opleggen aan de invoer en uitvoer van dergelijke middelen. De discrepantie tussen de lokale wensen en internationale verplichtingen creëert een juridische impasse waar geen eenvoudige uitweg uit bestaat.

Aan de binnenlandse zijde versterkt de huidige politieke sfeer de status quo. De Nederlandse politiek leunt momenteel naar een conservatiever standpunt met betrekking tot drugsbeleid. In een dergelijke omgeving is de roep om legalisatie, hoe luid ook, waarschijnlijk bestemd om te stuiten op een muur van politieke vertraging en weerstand. Zonder aanzienlijke veranderingen op deze hogere niveaus, blijft de belofte van legalisatie niet meer dan een luchtspiegeling – verleidelijk, maar onbereikbaar.

Het is tijd dat ondernemers en voorstanders van cannabislegalisatie wakker worden voor de harde realiteit. De weg naar legalisatie is bezaaid met juridische en politieke hindernissen die niet zomaar aan de kant kunnen worden geschoven door de goede bedoelingen van lokale autoriteiten. Terwijl het streven naar verandering lovenswaardig is, moet het gebaseerd zijn op een realistische beoordeling van de bestaande beperkingen en uitdagingen.

Het “Experiment gesloten coffeeshopketen”, ook wel bekend als het wietexperiment, is in deze context niet meer dan een wetenschappelijk onderzoek om de effecten van een legale aanvoer van cannabis aan coffeeshops te onderzoeken. Dit initiatief, gericht op het verkrijgen van inzicht in de impact van legale cannabis op openbare orde, volksgezondheid en criminaliteit, vereiste een significante wetswijziging om binnen de Nederlandse wetgeving een uitzondering te maken op het verbod op cannabisproductie en -distributie.

Ondanks deze vooruitstrevende stap is er een duidelijke spanning tussen de lokale ambities en de strenge internationale juridische kaders. De Single Convention on Narcotic Drugs van 1961, samen met het Verdrag van Schengen, plaatst Nederland in een complexe positie. Zoals eerder benoemt beperken deze verdragen de productie, distributie, handel en gebruik van cannabis tot medische en wetenschappelijke doeleinden, waardoor volledige legalisatie binnen de huidige internationale afspraken onmogelijk lijkt.

Desalniettemin was de wetswijziging die het experiment mogelijk maakte, uitvoerbaar binnen de grenzen van deze internationale verdragen, met name door het project te kaderen als een wetenschappelijke studie. Dit onderzoekkader, samen met de tijdelijke en gecontroleerde aard van het experiment, stelt Nederland in staat om binnen de beleidsruimte die de verdragen bieden, te opereren. Dit wordt versterkt door het feit dat de veranderingen strikt zijn beperkt tot het experiment en niet wijzen op een algehele verschuiving naar volledige legalisatie.

Ondanks de hoop die voorstanders van legalisatie hebben, is het belangrijk om te erkennen dat dit experiment niet noodzakelijkerwijs zal leiden tot een volledige legalisatie van cannabis. De uitdagingen zijn aanzienlijk, van internationale juridische beperkingen tot nationale politieke weerstand. Daarbij komt dat de autoriteit van lokale beleidsmakers beperkt is als het gaat om het negeren van nationale en internationale wetten.

Terwijl het experiment een stap vooruit biedt in het onderzoek naar cannabisregulatie en waardevolle gegevens kan opleveren, moeten ondernemers en voorstanders van legalisatie realistisch blijven over de huidige beperkingen en uitdagingen. De weg naar legalisatie is ingewikkeld en vereist meer dan lokale initiatieven. Een affectieve aanpak vraagt om coördinatie op nationaal niveau, waarbij nationale beleidshervormingen en internationale dialogen samenkomen. 

Redactie BCD, 25 april 2024